Het gezin woonde vanaf 1852 in een groot nog steeds aanwezig pand aan de Sint Walburgstraat in de binnenstad van Tiel, dat daarvoor bewoond werd door de stadssecretaris Hendrik Jan Rink.
Over het reilen en zeilen van het grote gezin is nagenoeg niets bekend.
De kinderen hebben wellicht een periode thuis basisonderwijs gehad, want uit het bevolkingsregister blijkt dat vanaf oktober 1858 in huis woonachtig was de onderwijzer Egbertus Antoni Schrader. Maar die vertrok al na twee jaar. Hoe voor die tijd de kinderen en later de jongste drie kinderen hun onderwijs kregen is niet meer na te gaan. Het kan natuurlijk zijn dat er altijd thuisonderwijs werd gegeven, maar dat de onderwijzer niet intern bij de familie woonde. Ook is het niet onmogelijk dat de kinderen naar de in 1858 opgerichte school voor Christelijk Nationaal Onderwijs gingen in de Sint Agnietenstraat.
Wel weten we dat de meisjes vanaf hun 16de jaar, voor twee jaar naar een kostschool in Ede werden gestuurd. Henriette Wilhelmine van 1869-1871 en Johanna Judith van 1878-1880. Een gemakkelijke jeugd zullen de kinderen niet gehad hebben. Want twee jaar na de geboorte van de jongste dochter Johanna Judith, overlijdt de moeder in januari 1864 en vier maanden daarna in mei een broertje op 12-jarige leeftijd. Vijf jaar daarna overlijdt ook de vader in januari 1869.
Twee ongetrouwde zusters van vader Spiering, Anna Wilhelmina en Emma die nog in het huis van de grootouders der kinderen aan de Achterweg woonden, namen met streng regime de opvoeding van de kinderen op zich. De tantes overleden respectievelijk in 1887 en 1903. Jeanne dacht nog in hoge ouderdom met afschuw aan dit alles terug. In ieder geval bleven de kinderen wel in het ouderlijk huis wonen. Blijkens familiefoto’s hadden ze ook wel uitstapjes, o.a. naar het strand van Scheveningen.
Eind 1869 ging de oudste zoon in Utrecht studeren en Henriette Wilhelmina ging naar een kostschool in Ede. Hoofd van het gezin werd volgens de bevolkingsregisters het oudste, nog thuis wonende kind, totdat ook die vertrok en Henriette Wilhelmina als oudste dochter hoofd van het gezin werd.
Toen ook de andere kinderen hun ouderlijk huis voor studie of een huwelijk hadden verlaten, bleven Henriette en Jeanne uiteindelijk met de dienstbodes alleen in het grote huis wonen. Beiden bleven ongehuwd. Van 1915 tot 1925 woonde nog een nicht, Johanna Conrandina van Hasselt bij hen in. Doordat vele familietakken in mannelijke lijn uitstierven werden de zusters uiteindelijk als laatsten in de lijn erfgenamen en werden zodoende ongewild rijk, zeker voor de tijd waarin zij leefden.
Toen tenslotte Henriette en Jeanne samen in het huis aan de Ambtmanstraat bleven wonen, leefden ze zo veel als mogelijk was een orthodox praktisch christelijk leven. Dat uitte zich o.a. door de dagelijkse dagopeningen met Bijbellezing en gebed met het huispersoneel en het ‘verrichten van goede werken’. Volgens overlevering waren de zusters zeer zuinige, alleraardigste mensen, die alleen maar geld uitgaven aan anderen. Zo zouden ze ook voor hun rekening een bekende schrijver hebben laten studeren. Helaas is onbekend wie dat was.
De enige bekende luxe die ze zich veroorloofd hadden was rond 1906 de aankoop van een Packard auto, met het op naam van Jeanne gestelde nummer M (voor Gelderland) 1869. De chauffeur werd telkens bij de garage ‘gehuurd’. Ze waren daarmee in Tiel waarschijnlijk de eerste vrouwelijke autobezitters! Het verhaal gaat, dat de cabine verhoogd werd omdat anders de dames met de indertijd in de mode zijnde grote hoeden er niet in konden zitten.